Artikelindex

1.2 De Kelnarij

Omdat de bezittingen van de kloosters moesten worden beheerd en dit vanwege de grote afstanden (zeker in die tijd) niet mogelijk was, werd dit beheer gevoerd vanuit filialen die hof of curtis genoemd werden. De Kelnarij was de hof van waaruit het klooster Abdinckhof haar bezittingen bestuurde. 

Deze hof werd in het jaar 1031 door de al eerder genoemde bisschop Meinwerck aan het klooster geschonken. Tot de hof van dit klooster heeft ook de kerk van Putten behoord. 
Aanvankelijk stond aan het hoofd van de Puttense hof de villicus, een wereldlijk figuur. 

Later werd dit beheer overgenomen door een geestelijke uit het klooster, de cellerarius. Deze term werd verbasterd tot kellenaar, vandaar dat de hof in de geschiedenis bekend is gebleven als de Kelnarij van Putten.

De laatste kellenaar van de Kelnarij was Anton Picard. Hij bleef na de opheffing van de Kelnarij nog jarenlang, tot 1843, pastoor te Putten. Picard was een zeer geliefd kellenaar en pastoor, wat wel blijkt uit het volgende citaat.                                  

Toen voor weinige jaren de laatste kellenaar, de Eerwaarde Picard,
In hoogen ouderdom den tol der natuur betaalde, toen treurden zonder onderscheid des geloofs velen op zijn graf en voorwaar niet het minst de armen.

Van de Kelnarij is nu niets meer over. Waar eens de Kelnarij van Putten stond, heeft het gemeentebestuur in 1977 een parkeerplaats laten aanleggen. Wel worden we iedere dag nog herinnerd aan de geschiedenis van de hof die in de eeuwenoude historie van Putten altijd zo’n belangrijke plaats innam, door de vele straatnamen die ontleend zijn aan de geschiedenis van de Kelnarij.

Een aantal voorbeelden:

De stichter van het Abdinckhofklooster leeft voort in de Meinwerckstraat.
De Leysbornstraat dankt haar naam aan Andreas Leysborn, een geestelijke uit het klooster Abdinckhof, die in 1538 kellenaar te Putten werd.
Naar de kellenaar Bruno Fabricius Dalenus werd de Bruno Fabriciusstraat genoemd. Hij werd in 1567 kellenaar en beleefde in Putten rumoerige tijden. Toen in 1572 de Geuzen de Kelnarij plunderden, vluchtte hij via Amersfoort en Kleef naar Paderborn. In februari van 1573 keerde Bruno Fabricius terug om op 30 april van dat jaar weer uit te moeten wijken naar Deventer. In 1574 moest hij voor de derde maal vluchten. Fabricius werd later 33e abt van het klooster Abdinckhof te Paderborn.
De Molitorstraat is genoemd naar Liborus Molitor, die in 1710 kellenaar werd. Zijn verblijf in Putten gebruikte hij om het archief van de Kelnarij te inventariseren.