De arend is de koningsvogel onder de roofvogels. Hij is enorm groot, kan zeer snel vliegen, maar daarentegen ook uren rondjes zweven op de wind. Een arend staat erom bekend goed voor zijn jongen te zorgen (Deut. 32:11). Zodra het tijd is om het warme vertrouwde nest te verlaten, wordt het jong toch uit het nest geworpen. Pas als de moederarend ziet, dat de kleine het niet redt, zweeft zij onder haar jong, spreidt haar grote vleugels uit en vangt het jong op haar rug op. Dan vliegt ze omhoog en laat de kleine opnieuw vallen. Dit doet ze net zo lang, totdat de jonge arend zelfstandig kan vliegen.

Wij staan allemaal graag snel op eigen benen. Als onze zaakjes geregeld zijn, hebben we geen extra steun meer nodig, toch? Gelukkig grijpt God regelmatig in, zoals de moederarend doet bij haar jong. Ons veilige nest voelt soms niet langer vertrouwd aan, bijvoorbeeld bij tegenslag of ziekte. Het kan er heftig aan toegaan in ons leven. Problemen en zorgen kunnen ons naar de rand van ons nest brengen.

Wat een enorme geruststelling is het om te weten dat God altijd achter ons staat. Uiteindelijk zijn wij toch aangewezen op Zijn kracht. Als wij eenmaal ons eigen huisje, boompje en beestje hebben, bestaat de kans dat wij God uit het oog verliezen. Wij bereiken dan niet het doel, dat Hij met ons voor ogen heeft. Hij wil ons namelijk omhoog voeren, zodat we alles vanuit Zijn optiek bezien. Hij wil ons Zijn nabijheid doen ervaren en ons laten genieten van Zijn zegeningen (Ex.19:4).

Een arend werkt zijn jongen dus het nest uit. Op het moment zelf is het natuurlijk niet fijn als er wordt geschud aan je levenshuis. Als God bezig is om ons uit ons nest te werken, is dat gelukkig altijd gericht op onze toekomst. Het is voor ons eigen bestwil, maar dat moet u wel geloven. Wij moeten leren vertrouwen op de hulp van Gods Heilige Geest en ons te laten meevoeren op de weg die Hij wil dat we gaan.

Een jonge arend die uit het nest wordt gestoten, stort met een enorme vaart naar beneden. Op zo’n moment ervaart hij niets van de zorg van zijn moeder. Ze lijkt ver weg en compleet uit het zicht. Toch komt er bij de jonge arend een moment dat plotseling zijn moeder opduikt, onder hem zweeft en hem opvangt. Wat een veilig gevoel. Hij is onnodig bang geweest, want zijn moeder was er al die tijd en hield hem scherp in de gaten. Zij wachtte geduldig, maar wist precies op het juiste moment in te grijpen.

Overmand door zorgen voelen wij soms niets van Gods nabijheid. De rust is weg en alles lijkt onzeker. Maar gelukkig, Hij is er wel! Hij houdt ons nauwlettend in de gaten en grijpt in als dat nodig is (1 Kor. 10:13).

Al begrijpen wij niet altijd alles wat er gebeurt en waarom dingen gebeuren. Wij mogen weten dat Zijn eeuwige armen onder ons zijn en dat niemand ons kan roven uit Zijn hand.