Artikelindex

 

 

 



Het motief van het kerkzegel - annoDomini 1966 - wijst heen naar hetgeen in de oorlogsdagen in deze gemeente is gebeurd. Vele mannen werden weggevoerd. Zij die gingen en zij die achterbleven hebben elkaar niet weer gezien.

De vrouw - in het zegel - in rouwgewaad is een heenwijzing naar de vele moeders, die rouwden om het verlies van hun zoon en naar de vele weduwen. die rouwden om het verlies van hun man. De vrouw is bezig water te putten. Op de Vale Ouwe van vroeger, op iedere heem (erf) was een put. Dit heeft er toe geleid, dat nu hier op de Veluwe een dorp Putten ligt. De bezigheid van de vrouw staat dus in relatie met de naam van ons dorp. We zien ook een opengeslagen bijbel. De Heere van dit Woord, was ook de Heere van het jaar 1944: het jaar, waarin onze gemeente zo zeer getroffen werd.

Jesaja 54 : 7 verklaart dit nader met: 
"Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten, 
maar ... met grote ontfermingen zal Ik u vergaderen".

Zal de scheiding doorbroken worden? Hoe zal dat wezen?

Openbaring XXI : VI geeft het antwoord: "En Hij sprak tot mij: Het is geschied, Ik ben de Alpha en de Omega, het begin en het einde, Ik zal de dorstigen geven uit de bron van het water des levens om niet".

De letter A is de eerste, en de letter O is de laatste letter van het Griekse alfabet, beduidende: het begin en het einde, maar ook, dat niets bij toeval geschiedt. De korenaren willen een symbool zijn van de vruchten des geloofs. De Heere wil namelijk op Zijn Woord geloofd worden. Ook op dit Zijn Woord geloofd worden, in die zin dat Hij het levende water, de Heilige Geest, zal schenken, die met een ledig hart tot Hem komen, om te worden bediend uit de volheid, die in Christus is en onuitputtelijk is.

Dezen zullen dus tot Hem vergaderd worden en zullen tot hun blijdschap altijd bij Hem mogen blijven.

En daar zal geen rouw meer zijn.


 
Die de Hervormde Gemeente te Putten van de Reformatie af gediend hebben, 
dan wel dienen: 

Petrus Kintzius 1598-1618 L. Kievit (2e maal) 1957-1964
Johannes Rutgeri Verbruggen 1619-1650 H.G. Abma 1959-1963
Godefridus Carolinus 1657-1665 C. van Bart 1963-1993
Ellardus Verstege 1665-1704 C.J.P. Lam 1964-1971
Cristiaan van Elsen 1706-1741 J. Smit 1965-1971
Johannes Smith 1742-1760 J.C. Schuurman 1966-1977
Mozes Colpaar 1761-1789 R.E. Kuus 1971-1988
Alardus Adrianus Kuvel 1790-1799 J. Vos 1972-1977
Johannes Henricus van Niel 1799-1818 H.A. van Slooten 1974-1981
Arend Ketz 1819-1835 A. Gooijer 1977-1986
Hendrik van Griethuysen 1835-1844 M. Baan 1978-1987
Sypko Haijo Sypkens 1844-1844 W. Westland 1982-1987
Nicolaas Osti 1845-1854 G.S.A. de Knegt 1986-1991
Jan Jacob Knap 1855-1857 A. Visser 1987-1992
Jacob Adolph Ruijs 1858-1877 J. Veldhuijzen 1987-2010
Wouter Kraijenbelt 1878-1881 W.G. Hulsman 1989-1993
Evert Jan Homoet 1881-1886 K. ten Klooster 1991-1996
Justus J.C. van Toorenenbergen 1887-1890 H. Talsma 1992-1997
Jacob Bolkestein 1891-1900 J. Westland 1993-1999
Dirk M. Boonstra 1901-1908 C.J.P. van der Bas 1994-1998
Dr. J.D. de Lind van Wijngaarden 1908-1913 G.C. Klok 1994-2016
K.J. van den Berg 1914-1917 L. Kruijmer 1997-2006
J.G. Dekking 1918-1921 J. Plomp 1998-2007
H.H. van Ameide 1922-1925 P.F. Bouter 1999-2004
J. van Amstel 1925-1931 Joh. Post 2000-2004
B.N.B. Bouthoorn 1928-1930 H.J. van der Veen 2004-2009
C.B. Holland 1931-1944 R.W. de Koeijer 2005-2012
J.C. Wolthers 1932-1943 F. Maaijen 2007-2013
L. Kievit 1945-1952 A. Jonker 2009-....
G. Boer 1946-1949 H. Markus 2010-2019
Jac. van Dijk 1947-1948 A.L. van Zwet 2011-....
J. van Wier 1950-1966 L. de Wit 2014-....
G.C. Roosendaal 1953-1953 W.C. Polinder 2018-....
J. van Sliedregt 1954-1959    

 

 Konings 04fotoweb

 

De eerwaarde heer D.D. Konings

Zeventig jaar geleden, in 1946, werd de heer Konings als godsdienstonderwijzer verbonden aan de hervormde gemeente van Putten. Hij is dat 31 jaar gebleven: tot zijn pensionering in 1977. Vanwege zijn werkzaamheden werd hij ook wel hulpprediker of catecheet genoemd. Na zijn pensionering bleef hij in Putten wonen. In 1984 overleed hij op de leeftijd van 71 jaar. Hij is in Putten begraven.

Als godsdienstonderwijzer stond hij altijd min of meer in de schaduw van de predikanten. Daardoor werd wel eens vergeten hoe veel hij in en voor Putten gedaan en betekend heeft. Reden om hem, zijn optreden en werk nog eens naar voren te halen. Zijn drie zoons werkten welwillend mee aan dit artikel.

Dirk Konings

Dirk Daniel Konings werd op 5 april 1912 in Ooltgensplaat (ZH) geboren. Zijn roepnaam was Dirk. Hij was een zoon van Christiaan Konings en Klara Fun. Van de acht kinderen in dit gezin was Dirk de derde. Vader Christiaan Konings was bedrijfsleider op een grote boerderij. Na de lagere school werkte Dirk op de boerderij bij zijn vader. Daarnaast nam hij onder leiding van ds. E. van Asch de studie voor godsdienstonderwijzer ter hand. Konings daarover later: Van ds. Van Asch heb ik veel geleerd, onder andere ook het roken van een stevige sigaar...

Op 1 juli 1937 trouwde Dirk Konings met Johanna Kransse, geboren op 21 november 1913 in Sommelsdijk. Het paar werd in Middelharnis kerkelijk bevestigd door de plaatselijke predikant, de bekende ds. L. Blok (1907-1998).

Uit hun huwelijk zijn drie zoons geboren: Christiaan (Chris), Leendert (Leen) en Dirk Johannes (Dick). Zij wonen respectievelijk in Rijssen, Nijkerk en Voorthuizen.

Mevrouw Konings was er niet alleen voor haar gezin, ze vergezelde Konings bij tal van gelegenheden. Mevrouw Konings is op 6 augustus 1989 overleden.

Naar Putten

Eind dertiger jaren van de vorige eeuw behaalde Dirk Konings de acte godsdienstonderwijs. Volgens een regionale krant beoordeelde de (vrij links georiënteerde) examencommissie hem als de minst slechte van de toen aanwezige examenkandidaten...

Ingaande 1 oktober 1946 werd hij voor een periode van vijf jaar in Putten benoemd als godsdienstonderwijzer. Over evaluatie of verlenging van het contract is later nooit weer gesproken: Putten zonder Konings was niet meer denkbaar en omgekeerd.

In oktober 1946 had hervormd Putten twee predikanten: L. Kievit en G. Boer. Op 3 augustus 1947 kwam de derde daarbij: Jac. Van Dijk. Eens schreef die zijn werkopdracht voor Konings op een afgescheurde flap van een rouwkaart met brede zwarte randen, met als aanhef: Sire! Tot aan zijn pensionering heeft Konings met 14 dienstdoende predikanten samengewerkt.

Vanwege de woningnood in Putten was er in 1946 moeilijk aan woonruimte te komen. Daarom verhuisde het gezin Konings pas in januari 1947 naar Putten.

Op 14 oktober 1946 leidde ds. G. Boer (1913-1973), die van 1946-1949 in Putten stond, Konings in tot godsdienstonderwijzer van Putten. Konings later daarover: "Ds. Boer moest me dan de weg wijzen, b.v. naar adressen achter in Huinen of Veenhuizerveld. Een auto hadden we nog niet. Soms fietste ik met hem samen of achter hem aan, op onverharde wegen, zonder straatnamen, op weg naar een huisnummer met E... of C... of nog iets anders. Een dag later wist ik soms al niet meer hoe ik op dat adres een volgende keer moest komen..."

Putten na de razzia

Putten was net na de oorlog een ge- en verslagen gemeente. Konings werd steeds geconfronteerd met de gevolgen van de razzia. Zelf had hij in de oorlog ook het nodige meegemaakt, al was dit niet te vergelijken met wat de weggevoerden uit Putten meemaakten. Hij was namelijk bij een razzia in december 1944, samen met twee broers, door de Duitsers opgepakt en te werk gesteld in het Ruhrgebied. Ze moesten gebombardeerde spoorlijnen herstellen. Nog jaren na de bevrijding dook en kromp hij ineen als er een vliegtuig overkwam. In het Ruhrgebied leidde hij 's zondags, voor zover de omstandigheden dat toelieten, regelmatig kerkdiensten.

In Putten is Konings altijd nauw betrokken geweest met alles wat met de razzia te maken had. Net na de oorlog kwamen er van de overheid of Rode Kruis regelmatig pakketjes met persoonlijke bezittingen van omgekomen Puttenaren binnen. Konings heeft er wel 150 bij de nabestaanden thuisbezorgd. Later zei hij daarover dat het wel gebeurde dat hij op weg ging om een pakketje te bezorgen maar halverwege terugkeerde, omdat hij op dat moment de moed niet kon opbrengen.

Konings was in 1982, onder voorzitterschap van W. Torsius, een van de oprichters van de Stichting Oktober 44. Regelmatig ging hij mee naar Ladelund. Dat wilde hij graag, hoewel hij maar niet alles goedvond wat er gebeurde. Zo was hij op zondag 7 juli 1974 ook in Ladelund. Op die dag werd de finale WK voetbal Nederland-West Duitsland gespeeld. Konings was niet wettisch of moralistisch, maar het leek hem niet dat velen op zondag naar die voetbalwedstrijd zaten te kijken.

Weleerwaarde heer

Bij de taakomschrijving van Konings hoorde ook preken. Tot aan de opening van de Zuiderkerk in 1965, liet men hem relatief vaak in de verenigingsgebouwen van Huinen, Veenhuizerveld en Steenenkamer preken.

Verder hoorde bij zijn taakopdrachten: bijstand verlenen in het pastoraat, catechisaties geven en op zaterdagen begrafenissen leiden. De predikanten zelf wilden namelijk de zaterdagen vrijhouden voor het maken van de preek. Daarbij werd vergeten dat de heer Konings zelf ook vaak preekte. Wel gaf ds. Kievit Konings mee: "Bereid je preken altijd goed voor. Als je op zaterdag een begrafenis moet leiden, houd dan de vrijdag vrij voor het maken van de preek."

In de beginjaren had Konings bij begrafenissen altijd de 'hoge zijde' op. Evenals de mannelijke familieleden en buren van de overledenen. Omdat niet iedereen een 'hoge zijde' had, werd die vaak uitgeleend aan elkaar. Zo kon het gebeuren dat hij in een buurtschap dezelfde 'hoge zijden', soms 'kachelpijpen' genoemd, vaker dan eens tegenkwam, maar dan wel op verschillende hoofden, ongeacht of ze wel precies pasten...

Konings deed altijd een goed verzorgde preek en had een goede stem. Veel gebaren maakte hij niet. Hij deed geen pogingen om in preken populair te wezen of te wedijveren met begaafde predikers.

Godsdienstonderwijzers droegen tijdens preken geen toga. Wel droeg Konings, evenals de meeste andere godsdienstonderwijzers, tijdens het preken altijd een overhemd met hoge, opstaande boord, met omgeslagen punten, de zogenaamde 'vadermoorde(naa)r'.

Konings was in alle wijken breed inzetbaar. Hij kon gemakkelijk met jong en oud omgaan. Vijanden had hij niet. En hij beschikte over een fikse dosis humor. En niet te vergeten had hij een groot incasseringsvermogen. Hij kon het best hebben dat iemand eens tegen hem zei: "O, jie hadd'n zeker ok geen zin om te warken. Daorum bin je mar godsdienstonderwiezer e worren?"

Dan had hij nog een eigenschap die ds. H.G. Abma na zijn overlijden in een 'In memoriam' als volgt verwoordde: "En mijnheer Konings kon vertellen. Vertellen was de verbindingsdraad wellicht door al zijn veelvuldige werkzaamheden heen."

Door zijn gemoedelijk optreden werd hem vrijwel nergens de toegang geweigerd. Regelmatig vroeg men zelfs speciaal om hem.

In de winter gaf Konings vaak twee of drie avonden in de week catechisatie. Bovendien leidde hij nog vaak een avond een jeugdvereniging.

Ook gaf hij meerdere jaren godsdienstles op enkele openbare scholen. En op 21 juni 1973 benoemde de gemeenteraad hem als ambtenaar van de burgerlijke stand. Tal van huwelijken sloot hij in het gemeentehuis in Putten. Daar wel in toga! Veel oud-catechisanten en oud-leerlingen van scholen kwam hij in dat verband weer tegen.

Ook buiten Putten deed hij nog het nodige, b.v. op meerdere plaatsen catechisatie geven. Ook aan landelijke verenigingen leverde hij zijn bijdrage. Zo maakte hij deel uit van het bestuur van de herv. ver. van godsdienstonderwijzers op G.G. en vertegenwoordigde als afgevaardigde deze vereniging in de landelijke ver. van herv. godsdienstonderwijzers. Zijn zoons over vergaderingen van laatstgenoemde ver.: "Dan begon pa een paar dagen van tevoren weer te oefenen met eten met mes en vork..."

Bijzondere dagen

Op 14 oktober 1971 herdacht Konings dat hij 25 jaar in Putten stond. In Rehoboth werd 's middags een receptie gehouden. Ds. C. van Bart noemde en roemde zijn grote trouw en toewijding. Burgemeester Quarles van Ufford memoreerde zijn verdiensten op de openbare scholen. En ds. G. Boer sprak hem toe namens de (oud-)predikanten.

Tijdens de receptie daarna kwamen wel 700 mensen de familie Konings de hand drukken.

Konings en zijn vrouw kregen van de gemeente een reis naar Israel aangeboden.

Drie dagen later, op zondag 17 oktober 1971, ging Konings voor in een herdenkingsdienst in de Oude Kerk. Hij preekte toen over 1 Sam. 7 vers 12 (Eben-Haëzer).

Op 1 mei 1977 ging hij met pensioen. Hij was toen 65. Even daarvoor, op 13 april kreeg hij uit handen van de burgemeester een Koninklijke onderscheiding: de eremedaille verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau in goud. Dit vanwege zijn vele verdiensten voor Putten.

Op donderdag 21 april 1977 werd zijn afscheid gehouden in De Aker. Bij die gelegenheid sprak ds. J.C. Schuurman hem toe. Weer kwamen op de receptie honderden mensen de familie Konings de hand drukken.

En op zondag 24 april 1977 preekte hij in de avonddienst in de Oude Kerk afscheid. Als tekst had hij gekozen Matth. 28: 20 'En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen.'

Gestorven en begraven

Na een ernstig hartinfarct overleed Konings op dinsdag 24 januari 1984. Op zondag 8 januari daarvoor had hij nog in de Nieuwe Kerk gepreekt over Matth. 3: 12 'Wiens wan in Zijn hand is, en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren, en Zijn tarwe in Zijn schuur samenbrengen, en het kaf met onuitblusselijk vuur verbranden.' De laatste zin van de (geschreven) preek luidde: "Samenbrengen in Zijn schuur".

De begrafenis vond plaats op zaterdag 28 januari. In de rouwdienst in de Oude Kerk ging voor de plaatselijke wijkpredikant ds. W. Westland.

De naam van de heer Konings wordt in Putten nog steeds met ere, respect en waardering genoemd.               De heer en mevrouw Konings zijn begraven op de Nieuwe Algemene begraafplaats aan de Engweg-Zuid.

Eerder gepubliceerd in de Puttenaer. Met toestemming van T. van den Brink.


BIJSTAND IN HET PASTORAAT
Als catecheet/pastoraal medewerker of predikant of kandidaat waren aan de Hervormde Gemeente te Putten verbonden:

Hendrik Koestapel 1868-1872 A. van Cappellen 1977-1987
Hendrik Dreessen 1873-1877 Ds. A. van Cappellen 1987-1994
Christiaan Marinus Polhuis 1877-1881 Ds. H.A. van Slooten 1981-1984
D.E. de Bruijn 1891-1913 kand. H. Klink 1984-1987
H.J. Schoonderbeek 1914-1925 kand. J. van het Goor 1987-1989
G. Mouw 1943-1946 Ds. R.E. Kuus 1988-1992
D.D. Konings 1946-1977    

1. Kort overzicht van de geschiedenis

1.1 Kloosters

Kloosters hebben in de geschiedenis van Putten een grote rol gespeeld. Uit het jaar 855 na Christus is een oorkonde bekend, die betrekking heeft op een schenking van goederen, behorend aan een zeker Fries edelman, genaamd Folckerus.

3 Werdenww 

 Werden aan de Ruhr omstreeks 793 

Deze goederen werden geschonken aan een klooster in het Ruhrgebied, het Sint Ludgerusklooster te Werden bij Essen. Tot die goederen behoorden ook landerijen in Putten. Tot 1559 heeft de band tussen het klooster te Werden en zijn bezittingen in Putten en omgeving bestaan. In dat jaar werden deze bezittingen namelijk geruild tegen goederen van het klooster Abdinckhof die ergens anders waren gelegen (rond Renkum). Tot dit jaar waren veel Puttenaren ‘horig’ aan het klooster te Werden. Zij werden in verband met vorengenoemde ruil 'horig' aan het klooster Abdinckhof te Paderborn, dat ook vóór 1559 al bezittingen had in Putten (sinds 1031). 
Ook het St. Vitusklooster te Elten heeft een grote rol gespeeld in de geschiedenis van Putten.
Goederen van St. Vitusklooster te Elten behoorden oorspronkelijk toe aan Graaf Wichman van Hameland die twee dochters had: Adela en Luitgarde. Luitgarde werd de eerste abdisse van het klooster te Elten. Mijnwerk was zoon van Adela, gehuwd met Balderik. Via Mijnwerk kwam de helft van de goederen terecht bij door bij het door hem in 1031 gestichte klooster. De andere helft kwam toe aan haar zuster Luitgarde, die die heeft geschonken aan het klooster te Hoog-Elten waarvan zij abdisse was.

6AdelavanHamaland

Munt van Adela van Hamaland, ca. 1000 (uit: Corpus Nummorum Saeculorum).


1.2 De Kelnarij

Omdat de bezittingen van de kloosters moesten worden beheerd en dit vanwege de grote afstanden (zeker in die tijd) niet mogelijk was, werd dit beheer gevoerd vanuit filialen die hof of curtis genoemd werden. De Kelnarij was de hof van waaruit het klooster Abdinckhof haar bezittingen bestuurde. 

Deze hof werd in het jaar 1031 door de al eerder genoemde bisschop Meinwerck aan het klooster geschonken. Tot de hof van dit klooster heeft ook de kerk van Putten behoord. 
Aanvankelijk stond aan het hoofd van de Puttense hof de villicus, een wereldlijk figuur. 

Later werd dit beheer overgenomen door een geestelijke uit het klooster, de cellerarius. Deze term werd verbasterd tot kellenaar, vandaar dat de hof in de geschiedenis bekend is gebleven als de Kelnarij van Putten.

De laatste kellenaar van de Kelnarij was Anton Picard. Hij bleef na de opheffing van de Kelnarij nog jarenlang, tot 1843, pastoor te Putten. Picard was een zeer geliefd kellenaar en pastoor, wat wel blijkt uit het volgende citaat.                                  

Toen voor weinige jaren de laatste kellenaar, de Eerwaarde Picard,
In hoogen ouderdom den tol der natuur betaalde, toen treurden zonder onderscheid des geloofs velen op zijn graf en voorwaar niet het minst de armen.

Van de Kelnarij is nu niets meer over. Waar eens de Kelnarij van Putten stond, heeft het gemeentebestuur in 1977 een parkeerplaats laten aanleggen. Wel worden we iedere dag nog herinnerd aan de geschiedenis van de hof die in de eeuwenoude historie van Putten altijd zo’n belangrijke plaats innam, door de vele straatnamen die ontleend zijn aan de geschiedenis van de Kelnarij.

Een aantal voorbeelden:

De stichter van het Abdinckhofklooster leeft voort in de Meinwerckstraat.
De Leysbornstraat dankt haar naam aan Andreas Leysborn, een geestelijke uit het klooster Abdinckhof, die in 1538 kellenaar te Putten werd.
Naar de kellenaar Bruno Fabricius Dalenus werd de Bruno Fabriciusstraat genoemd. Hij werd in 1567 kellenaar en beleefde in Putten rumoerige tijden. Toen in 1572 de Geuzen de Kelnarij plunderden, vluchtte hij via Amersfoort en Kleef naar Paderborn. In februari van 1573 keerde Bruno Fabricius terug om op 30 april van dat jaar weer uit te moeten wijken naar Deventer. In 1574 moest hij voor de derde maal vluchten. Fabricius werd later 33e abt van het klooster Abdinckhof te Paderborn.
De Molitorstraat is genoemd naar Liborus Molitor, die in 1710 kellenaar werd. Zijn verblijf in Putten gebruikte hij om het archief van de Kelnarij te inventariseren.


2. De Sint Pancratiuskerk

2.1 Bouwgeschiedenis

Men gaat er van uit dat er in het jaar 855 al een kerkje in Putten stond. Dit was een zeer eenvoudig houten kerkje met een rieten of strooien dak. Het was, net als het huidige kerkgebouw, gebouwd van west naar oost, volgens de zogenaamde heilige linie en werd door een hek in tweeën gedeeld. Het westelijk gedeelte werd gebruikt door de gemeente, het oostelijke, achter het hek, bevatte het koor met het altaar en de plaats voor de geestelijken.

Deze oudste kerkjes hadden geen toren, dit kwam pas later, toen de bouwkunst zich meer ontwikkelde. Deze torens stonden dan in de regel aan het westeinde van de kerk, zoals ook nu nog het geval is bij de Puttense kerk.

Na het jaar 1000 komt er een opleving in de kerkbouw, die tot gevolg had, dat het primitieve er een beetje “afging” en dat de eerste stenen kerken gebouwd werden. Deze opleving had twee oorzaken. Ten eerste heerste er bij de nadering van het jaar 1000 de vrees dat in dat jaar de wereld zou vergaan, wat een grote rem was op de bouwactiviteiten. In de tweede plaats kwam er na het jaar 1000 een einde aan de rooftochten van de Noormannen naar deze streken. Ontmoediging maakte plaats voor dankbaarheid. Bovendien nam de welvaart toe, waardoor men meer voor de kerken overhad.
De eerste stenen kerk van Putten is gebouwd van tufsteen, in de fundamenten van de toren van de Puttense kerk komt deze steensoort nog voor.


Dat Puttens Oude Kerk vaak verwoest werd, 
is te zien aan de verschillen in steensoorten.

De kerk bestaat voor een groot deel uit bakstenen. Zij heeft mogelijk een uit de 16de eeuw daterende Gotische toren, een daaraan aansluitend Gotisch schip en een bakstenen Laatgotisch koor uit de 15de eeuw.  
Verschillende keren is de kerk in de loop van de middeleeuwen verwoest en weer herbouwd. Zo vermeldt het archief van de Kelnarij dat ons dorp omstreeks 1492 in vier jaar tijds tweemaal tot de grond toe moet zijn verwoest. Enkele jaren later, in 1502, moet Putten weer geheel zijn platgebrand. 

Aan de grondvorm van de huidige kerk kan de oorspronkelijke (uit de 14de eeuw) indeling voor een groot deel nog herkend worden. Zo kan bijvoorbeeld de plaats van het altaar nog aangewezen worden. 

Het huidige kerkgebouw is verschillende keren vergroot en gerestaureerd. Vroeger werd alleen helaas niet altijd zo zorgvuldig omgegaan met de historische gebouwen als men nu doet. Volgens de heer Keemink is er in de vorige eeuw door onoordeelkundige restauraties en uitbreidingen veel verknoeid. Vooral de ‘restauratie’ die enkele jaren na 1900 plaatsvond heeft veel bedorven. De kapel en sacristie, die zich aan de zuidzijde bevonden, zijn toen helemaal verdwenen.

In de 17de eeuw is vanwege de groeiende bevolking het kerkgebouw uitgebreid met een even brede en hoge zijbeuk en een portaal. In de twintigste eeuw (in 1923) werd het schip nogmaals vergroot met twee zijbeuken die iets smaller en minder hoog zijn. Vanaf dit jaar kunnen we spreken van een vierbeukige hallekerk. De toren heeft boven het portaal een koepelgewelf, het koor is overkluisd met laag aangezette gewelven, waarvan de bakstenen ribben aan de oostzijde ontspringen op kraagstenen die van koppen zijn voorzien.

Bij de restauratie in de jaren zestig van deze eeuw werd ook de houten vloer weggebroken, waardoor o.a. de grafstenen van een kelner en subkelner zichtbaar werden. Veel grafstenen werden uit de kerk verwijderd. Het aantal zitplaatsen verminderde bij deze restauratie, maar het interieur kreeg een wat stijlvoller karakter. Het orgel kreeg een betere plaats en door de verwijdering van de galerij uit het koor kwam het fraaie kruisribgewelf meer tot zijn recht. Het meubilair werd voor een groot deel vernieuwd. Op 21 april 1966 werd de kerk officieel weer in gebruik genomen.


Bij de restauratie van de Oude Kerk kwamen grafstenen tevoorschijn.

                              


2.2 Interieur

2.2.1 Kansel

Tijdens de diensten speelt de kansel of preekstoel een grote rol.  De kansel van de Oude Kerk bestaat uit een zeszijdige eikenhouten kuip, die rust op een zeszijdige voet. Deze kuip bestaat uit zes panelen met een opgelegd ruitmotief. De rand is versierd met houtsnijwerk. In het midden op de rand van de kuip wordt het jaartal 1624 vermeldt. 
Boven de kuip bevindt zich een zeszijdig klankbord. Het plafond van dit klankbord is tijdens de laatste restauratie vernieuwd. Het klankbord was vroeger een middel van geluidstechniek. De akoestiek van de kerkgebouwen was over het algemeen nogal slecht voor de spreekstem. Het klankbord moest dit probleem oplossen.

De kansel is waarschijnlijk geschonken door een zekere Siwerdus van Wijnbergen. Op de kuip van de kansel is een gegoten goudkleurige lezenaar bevestigd. Deze lezenaar dateert vermoedelijk uit 1729. Ook de lezenaar is geschonken aan de kerk, en wel door Huybert Huybers, schout te Putten. In hetzelfde jaar schonk hij ter nagedachtenis aan zijn vrouw Lamina van Apeldoorn ook een avondmaalskan.

Web OK 19w

Interieur Oude Kerk.

Web OK 18w 

Kansel 


2.2.2 Doophek

De ruimte rond de kansel wordt omheind door het doophek. Het doophek dankt zijn naam aan het feit dat binnen dit hek, voor de kansel, werd gedoopt. Het doophek is van eikenhout en bestaat uit twee delen, die elk een hoek vormen. Het onderstuk bestaat uit gesloten paneelwerk. Het bovenstuk bestaat uit balustervormige spijlen die met elkaar zijn verbonden door aan de binnenzijde geschubde randbogen. Boven deze randbogen bevinden zich halve cirkels met opengewerkte liggende sikkels en een deklijst. Op de hoekstijlen bevinden zich langgerekte eikelvormen. Op één van de hoekstijlen is een wapen aangebracht; een staande vis met in het rechter vrijkwartier drie sterren. Dit wapen zou betrekking hebben op de vrouw van een Arnhemse burgemeester uit het geslacht Van Arler.

Web OK 30w 

 Doophek

Web OK 30bw

Dit wapen zou betrekking hebben op de vrouw van een Arnhemse burgemeester uit het geslacht Van Arler.


2.2.3 Predikantenborden

Achter in de kerk hangen drie zwarte borden waarop in goudkleurige letters staat vermeld welke predikanten de Hervormde Gemeente van Putten hebben gediend.

Op deze borden staat de volgende informatie:

  1. de naam van de predikant.
  2. van welke plaats hij beroepen is.
  3. de datum van de intrede en de intredetekst.
  4. de plaats waarheen hij is vertrokken en de tekst van de afscheidspreek.

Vermeldenswaardig is het dat op het oudste bord een fout is gemaakt. Er staat namelijk op vermeld dat de eerste predikant, ds. Petrus Kinsius, als kandidaat in Putten zou zijn bevestigd. Dit is echter niet juist. Hij is namelijk als predikant gekomen uit Rheden.

Web OK 19ccw

  Het oudste predikantenbord.
 
Web OK 19bw 
De overige 2 predikantenborden


2.2.4 Grafzerken

Zoals gezegd, werden bij de restauratie in de jaren ’60 verschillende grafstenen zichtbaar omdat de houten vloer werd weggebroken.
Verschillende kellenaars werden vroeger in de kerk begraven. De grafsteen van kellenaar Meinwercus Olffers, die overleed in 1663, is nu nog zichtbaar, evenals die van de onderkelner Joseph Gethman.

Bijzonder mooi is de grafsteen van Elbert van Voorst en zijn vrouw Johanna van Arnhem. Hun grafsteen is versierd door de wapens van hun kwartieren.

Web OK 22w

 

Web OK 22awd

De tekst van deze grafsteen luidt:
                       ‘Aº  1611 de 9 aug. Sterf / Jr Elbert va Voorst/
                        Aº  1613 de 21 feb. Sterf / Jof Johanna van / Arnhe su huysvrou’

(Dus in de tijd dat ds. Kinsius hier als eerste predikant van de reformatie dienst deed)


2.2.5 Orgel

Het orgel, dat zich boven de toreningang bevindt, dateert uit 1860 en werd gebouwd door de firma Bätz en Co. te Utrecht. De verantwoordelijke man was toen Christiaan Gottlieb Witte, sinds 1849 alleen eigenaar van het genoemde orgelmakersbedrijf. De orgelmeubels van Witte vertonen ongetwijfeld een zekere strakheid, maar bezitten ook ouderwetse deftigheid. Ze zijn bovendien van uitstekende makelij.

In 1943 werd het benedenklavier van het instrument, dat voor een groot deel nog in ongewijzigde staat verkeert, uitgebreid, terwijl het orgel toen ook een kleine restauratie onderging.

In 1974 werd door de Apeldoornse firma Ernst Leeflang een zelfstandig pedaal met vier registers toegevoegd. Deze firma heeft er met grote zorg naar gestreefd het pedaal in stijl, constructie en materialen nauwkeurig te doen aansluiten bij het originele instrument. Er is geprobeerd het oude en nieuwe gedeelte van het orgel goed gescheiden te houden. Daarom is het pedaalwerk in een aparte kast achter het bestaande werk aangebracht.

Het orgel wordt niet alleen in de diensten gebruikt. Ook bij uitvoeringen van koren in de kerk wordt het orgel bespeeld. Verder is er ook een orgelcommissie die in de zomer orgelconcerten organiseert.

Web OK 36w

 

Web OK 37jjw

Klaviatuur met registers

Dispositie

Het orgel in de Hervormde kerk te Putten werd in 1860 gebouwd door de orgelmaker Christian Gottlieb Friedrich Witte (firma Bätz & Co.) te Utrecht.

Hoofdmanuaal C-f ’’’         -        Pijpwerk geheel Witte, 1860.
Prestant 8vt                           
Bourdon 16vt                        
Cornet V sterk
Roerfluit 8vt
Octaaf 4vt
Quint 3vt
Fluit 4vt
Octaaf 2vt
Mixtuur III-IV sterk
Trompet 8vt bas/discant

Bovenklavier
Holfluit 8vt                  -        Witte, 1860
Viola 8vt                     -        C t/m H de Koff, 1943 ; c t/m f ’’’ Witte, 1860
Salicet 4vt                  -        Witte, 1860
Gemshoorn 2vt          -        Witte, 1860
Roerfluit 4vt               -        Witte, 1860
Nasard 3vt                 -        de Koff, 1966

Pedaal
Subbas 16vt              -        Leeflang, 1974
Gedekt 8vt                 -        Leeflang, 1974
Octaaf 4vt                  -        Leeflang, 1974
Fagot 16vt                 -        Van Vulpen, 2004
Speelhulpen
Manuaalkoppeling
Koppeling Pedaal-Hoofdmanuaal
Koppeling Pedaal-Bovenklavier
Tremulant (Van Vulpen, 2004)
Toonhoogte:  a’ = 442 Hz bij 15° C
Stemming:  evenredig zwevende temperatuur
Winddruk:  90 mm WK


 


2.3 Kerkklokken

Van de drie klokken, die de kerk bezat, zijn er twee door de Duitsers geroofd, namelijk de in 1601 door H. Meurs gegoten klok en de door Steven Buitendijk gegoten klok uit de tweede helft van de 15de eeuw. Die van 1601 is inmiddels door een nieuwe vervangen. De volgende gegevens zijn van deze klok bekend:
Luid- en uurwerkslagklok, gegoten door Van Bergen te Heiligerlee in 1949. De diameter van deze bronzen klok is 156,5 cm, het gewicht is 2400 kg en de toon is C1.

In de tekstband staat: Van Bergen 19 Heiligerlee 49.

Op de mantel: VREDE GEEFT HEER IN ONSE DAGHEN  + DES OORLOGS PLAGEN WILT / AFSCHUTTEN + EN LAAT U WOORT + REIN UIT DIE FONTEIN DES LEVENS / PUTTEN + HENRICUS MEURS + ME FECIT + ANNO 1601 / HET BESTUUR VAN DE SPAAR- EN BEWAARBANK TE PUTTEN HEEFT DEZE / LUIDKLOK AAN DE GEMEENTE PUTTEN AANGEBODEN TER VERVANGING / VAN DIE DOOR DE SPAAR- EN BEWAARBANK IN DEN JARE 1927 / GESCHONKEN EN DOOR DE DUITSCHERS TIJDENS DE BEZETTING VAN ONS / LAND VAN 1940-1945 GEROOFD. / MOGE HAAR STEM TOT MEERDERE ERE GODS KLINKEN OVER EEN  VREDIG / EN WELVAREND NEDERLAND.>

De klok wordt elektrisch geluid in een juk.

De oude, kleine klok (15de eeuw) verdween ook, maar werd niet vervangen. Het opschrift luidde: IC HEET PANCRATIUS EN BID GOT, DAT HIJ DEN LANDEN BEHOEDEN MOT IN DONREN EN ONWEREN, OPDAT SI HEM MIT GOT OPBUEREN.

De oudste klok (14de eeuw), die ouder is dan de toren zelf, bleef in de Tweede Wereldoorlog gespaard. 
Haar opschrift luidt: JHESUS + MARIA + SANTE PANCRAES + KATERINA.


2.4 Sint Pancratius

De naam Oude Kerk is al eeuwen zo’n begrip, dat waarschijnlijk vele Puttenaren niet weten, dat de oude dorpskerk sinds 1301 nauw verbonden is geweest met de heilige Sint Pancratius. 
Een oud gebruik in de kerk van Rome is namelijk, dat kerkgebouwen gewijd worden aan een patroonheilige, van wie de bijzondere voorspraak en bescherming wordt verwacht. Dat gold ook voor de Oude Kerk.

Waarschijnlijk is de naam Sint Pancratiuskerk afkomstig uit de familie van bisschop Meinwerck. De kerk van Brummen, die het eigendom is geweest van zijn moeder, was ook gewijd aan St. Pancratius en meeste kerken, die naar Pancratius zijn genoemd, komen voor in het bisdom Paderborn.

De kerk van Rome kent Pancratius als een heilige, een martelaar te Rome, die daar al vroeg werd vereerd. Volgens een oud handschrift uit de 12de eeuw, was Pancratius een edelman, die, nadat zijn beide ouders in Phrygië waren overleden, op 14-jarige leeftijd met zijn oom meereisde naar de stad Rome. Al vlug leerden zij de kerkdiensten en het godvruchtige leven van de christenen kennen en lieten zich, ondanks de bloedige vervolgingen, in het geloof onderwijzen en dopen. Kort daarna werd zijn oom ziek en stierf.
De Romeinse keizer probeerde Pancratius er toe over te halen zijn geloof te verloochenen. Pancratius weigerde echter en zei dat de goden van de keizer bedriegers waren. Toen de keizer tot het inzicht was gekomen dat Pancratius zich niet liet overhalen om zijn geloof te verloochenen, liet hij hem onthoofden. Dit gebeurde nadat Pancratius de volgende belijdenis had afgelegd: ‘Wel ben ik nog jong van jaren, maar mijn gezindheid staat vast en ik vrees niets; Christus is mijn leven, voor Hem te sterven mijn gewin’.

De naam van deze heilige Pancratius is niet meer aan ons kerkgebouw verbonden. Toch leeft zij voort in onze Puttense gemeenschap, nu sinds een aantal jaar een appartementencomplex tegenover de huidige Rooms-Katholieke kerk aan de Brinkstraat ‘Pancratiushof’ genoemd is.


3. De Reformatie in Putten

In Putten is de Reformatie later begonnen dan in andere plaatsen op de Veluwe. Een mogelijke oorzaak hiervoor is de aanwezigheid van de Rooms-Katholieke Kelnarij (tot in het begin van de 19de eeuw). Ook waren in Putten de jaren 1567 tot en met 1578 ongunstig voor de voortgang van de Reformatie, in verband met verschillende aanzienlijke personen die door hun positie aan de (Spaanse) regering waren gebonden. Overigens heeft waarschijnlijk ook het feit dat er in 1580 op de synode te Zutphen besloten werd “Nyekerck ende Putten te reformieren”, een rol gespeeld. 
Dat de Kelnarij na de Reformatie kon blijven bestaan is niet zo verwonderlijk. De manier waarop de overheid de Hervorming tegemoettrad, was over het algemeen vrij verdraagzaam.
De artikelen 14 en 15 van de Unie van Utrecht bepaalden dat de buitenlandse kloosterlingen en geestelijken in het bezit moesten worden gesteld van hun in de Verenigde Nederlanden gelegen goederen.

Op 4 juli 1592 moest pastoor Wilhelmus van Wees in Harderwijk op de classicale vergadering verschijnen, om onderzocht en geëxamineerd te worden in leer, leven en gezindheid. Op 11 september 1592 deelde pastoor van Wees in Nijbroek aan de synode mee, dat hij niet van plan was de Nye Religie aan te nemen. In 1595 werd hem den Toegangh tot den Predickstoel tot Putten verboden.
Vanaf die tijd kwamen er wel dominees uit andere gemeenten hier preken.

Totdat in 1597 ds. Petrus Kinsius als eigen predikant werd beroepen. Ds. Kinsius, die al jaren predikant in Rheden was geweest. In het beroepingswerk van die tijd, had de classis, evenals de kelners en de jonkers van Putten, een grote stem. Zo kwam de classicale vergadering in 1598 in Putten bijeen, waarschijnlijk in de Oude Kerk, die trouwens pas het jaar ervóór van beelden en andere Roomse kenmerken gezuiverd was. Vast ook van het beeldje van de Heilige Pancratius, dat boven de ingang van de kerk heeft gestaan. 
Op deze vergadering mocht ds. Kinsius zijn ‘proefpreek’ houden. Hij had een tekst opgekregen waar hij over moest preken, ze wilden weten wat voor vlees ze in de kuip hadden. Zo preekte hij over Handelingen 13:38 .Hiervan is niets bewaard gebleven. Wel is goed voor te stellen dat de predikanten en ouderlingen van elders, in hun lakense pakken, aandachtig naar de beroepen dominee hebben geluisterd. Vast hebben ze ook ingeschat of zijn stem wel helder en duidelijk genoeg was voor het kerkgebouw.
Unde die brudern dieselvighe hebben undersucht, hebben sie hem gesagt, dat hem gut docht. Ds. Kinsius werd dus door de classis toegelaten als predikant van Putten.

Hoewel aan pastoor van Wees de preekstoel was verboden, bleef hij toch doorgaan met prediken tot grote versterckinge van die papistische pastoren ende tot verachtinge van die Overheit.
Ds. Kinsius ondervond veel concurrentie en tegenwerking van de nog steeds prekende Willem van Wees. In 1600 zei ds. Kinsius tegen de classis dat de luijden wel ther Kercken kommen maer noch ghen gemeente heeft ende dat de Kellerij daer verhindering doet.

In 1618 overleed ds. Kinsius en werd hij opgevolgd door ds. Johannes Verbruggen.

Wat de plaatselijke situatie betreft: het kerkgebouw  werd in de tijd dat de Reformatie doorbrak, omringd door zo’n 40 a 45 huizen. Het statige huis van de kelnarij met de gracht er omheen en de overige huizen in een kleine kern zo wat rond de kerk gebouwd. Daar woonden volgens schattingen zo’n 250 mensen. Putten had in die tijd trouwens ook al haar “buurtschappen”; dat maakte dat hier zo’n 1700 inwoners zullen zijn geweest.

pancratiuskerk

En het kerkgebouw? Dat bestond in die tijd uit één beuk; van Oost naar West.Het koorgedeelte aan de kant van “Kien” en een paar aanbouwsels aan de kant van “van Ganswijk”. In de kerk stond wel een orgel al werd het tijdens de diensten niet gebruikt. En de preekstoel zal ergens tegen de zuidmuur hebben gestaan. Banken waren er niet. Hoogstens wat stoelen en verder “staanplaatsen”.

Op zondag 26 april 1998 is in de Oude Kerk de ‘Kinsiuszondag’ gehouden, waarin de 400 jaar Reformatie herdacht werd en gepreekt werd over dezelfde tekst.


4. De functie van het kerkgebouw

Wanneer we kijken naar de functie van kerkgebouw de eeuwen door, dan kunnen we twee perioden onderscheiden, namelijk die van voor de Reformatie en die van erna.

Een heel duidelijk verschil is het sacrale karakter van het kerkgebouw, dat voor de Reformatie heel duidelijk aanwezig is geweest. De kerk werd gezien als een gewijde ruimte, die toebehoorde aan de patroon-heilige Sint Pancratius. Kerk en omgeving werden dan ook van de buitenwereld afgescheiden door een muur, een aarden wal of een heg.

In de periode na de Reformatie verdween dit sacrale, gewijde karakter. De calvinisten beschouw(d)en het kerkgebouw als een ruimte die geschikt was voor alle zaken die de mensen aangaan, maar tot ‘verscheiden’ gebruik.
Het kerkgebouw op zichzelf heeft nu niets heiligs meer en kan dus doordeweeks ook voor andere, zij het bij haar karakter passende, doeleinden gebruikt worden.

Eeuwenlang werden in en om de Oude Kerk de doden begraven. Het koor was de plaats waar de geestelijken werden begraven. Ook na de Reformatie bleef dat de plaats waar de kellenaars werden bijgezet. Tot 1824 werd de kerk en de daaromheen gelegen begraafplaats nog gebruikt voor het begraven van de doden. Kort daarna werd de kerkhofmuur afgebroken.

Het kerkgebouw heeft in de geschiedenis ook niet altijd gediend voor religieuze doeleinden. Uit oude stukken is gebleken, dat in de kerk zelfs veilingen van onroerende goederen werden gehouden.

In de tijd van de Franse Revolutie luidde de klok niet alleen om de mensen voor de Dienst des Woords op te roepen, maar ook voor bijeenkomsten, waarin volksrepresentanten uiteenzettingen kwamen geven over de ‘nieuwe orde van de tijd’ en over de gevolgen , welke de ideeën van vrijheid, gelijkheid en broederschap zouden hebben voor het politieke en maatschappelijke leven.

De Duitsers gebruikten in november 1944 het kerkgebouw voor het onderbrengen van honderden mannen uit Rotterdam, die zij bij een razzia hadden opgepakt en wier trein ter hoogte van Putten door Geallieerde vliegtuigen was beschoten. 

In oktober 1944 door de Duitsers gebruikt werd voor het gevangen houden van vrouwen en kinderen en ook van gearresteerde mannen op 1 en 2 oktober 1944 tijdens de razia van Putten. Ook werden na de oorlog na de oorlog de namen voorgelezen van de in concentratiekampen omgekomen mannen, voorzover die namen op 10 mei 1945 bekend waren.

Ook als concertruimte wordt de Oude Kerk vaak gebruikt door de vele koren die Putten rijk is. Evenals voor de al eerder genoemde orgelconcerten. 

-o-o-
In het jaar 1606 werd het kerkgebouw voor het eerst gebruikt als vergaderruimte door de maalschap van het Putterbos.

Bij de kerk werd ook rechtgesproken. Putten had namelijk geen eigen rechtspraak zoals de steden Harderwijk, Hattem, Arnhem en Wageningen. Voor de plattelandsbevolking gold het landrecht. Op gezette tijden werd door de richter of de drost van de Veluwe de Lage Bank gespannen in het kader van het Veluws Landgericht. Deze drost was de vertegenwoordiger van de landheer. Eén van de wegen die naar de kerk toeloopt dankt hieraan haar naam: de Drosteweg. Volgens de overlevering kwam de drost langs deze weg vanuit Barneveld naar Putten.

Web OK 16aw

 De voornaamste functie is echter nog steeds die van het bedehuis. Elke zondag mag hier Gods Woord geopend worden en het Evangelie verkondigd. Hopelijk mag het gebouw deze functie tot aan de Wederkomst van Christus toe behouden en in het Puttense dorpsleven zijn centrale plaats blijven innemen.


5. De kerkepaden

Zoals er, volgens het gezegde, vele wegen naar Rome leiden, leiden er in Putten verschillende zogenaamde kerkepaden vanuit de buurtschappen naar de kerk. Eén van deze kerkepaden is het Huinerkerkpad. Dit pad leidde vanuit de buurtschap Gerven naar de Oude Kerk. Gedeelten van dit pad verkeren nog in de oorspronkelijke staat. Andere gedeelten zijn verbreed, verhard en soms verlegd of verdwenen.

Een ander kerkepad is het Volenbekervoetpad. Dat kerkepaden in het verleden met eerbied werden behandeld, blijkt wel uit het volgende. In het jaar 1860 werd ten behoeve van de nieuwe spoorweg een aardenbaan aangelegd. Bij deze aanleg werd vergeten rekening te houden met het Volenbekervoetpad. ‘Het leek maar een onbeduidend paadje, dat zonder bezwaar door de spoorbaan zou kunnen worden afgesloten’. Niets was minder waar. De Puttenaren zagen het nut van de spoorbaan wel in, maar het Volenbekervoetpad was toch echt belangrijker! Dit pad leidde namelijk in de richting van de kerk. Nauwelijks was de baan aangelegd of de gemeenteraad ondernam actie om het voortbestaan van het pad te bewerkstelligen. Deze actie was succesvol. Het overwegje met de draaihekken herinnert ons nu aan de geslaagde actie om het kerkepad te redden.

14 Kerkepad

Ter illustratie het volgende citaat:

Het kerkgebouw stond centraal. Daar lieten de Puttenaren hun kinderen dopen, sloten zij hun huwelijk en begroeven zij hun doden. Daar ontmoetten zij elkaar elke zondag tijdens de preek. Van heinde en ver kwamen ze vanuit de boerenhoeven, de erfjes, de hutten en de huisjes lopend naar de kerk over de oude kerkpaden. We kunnen ons dat niet goed meer voorstellen. Oude Puttenaren herinneren zich nog hoe zij vanuit het buitengebied lopend naar de kerk gingen en hoe zich onderweg steeds meer mensen bij hen voegden. Hoe dichter bij het dorp hoe meer groepjes zich vormden, groepjes die zich langzaam over de kerkpaden door de akkers en de engen bewogen in de richting van het Godshuis. Dicht bij het dorp veranderden de groepjes in drommen, drommen mensen in Veluwse klederdracht door nauwe straten, een beeld, dat we niet meer kennen.

16 Huinerkerkpadw

Het Huinerkerkpad.


6. Oktober 1944

Op zondag 1 oktober 1944 werd tussen Nijkerk en Putten bij de Oldenallersebrug een aanslag gepleegd op een legerauto, waarin vier Duitse militairen zaten. Commandant Fullriede had, direct nadat hij het bericht ontvangen had, maatregelen getroffen en de hem ter beschikking staande troepen naar Putten gestuurd. Van generaal Von Wühllisch kreeg hij per telefoon het bevel om Putten te omsingelen en de gehele bevolking te arresteren. 

Oldenallerse brug2w
De Oldenallersebrug; 
de plaats waar de aanslag werd gepleegd.

Tijdens de kerkdiensten werd de ring van soldaten om Putten gesloten. Bij het uitgaan van de kerk bleken inmiddels ook in het dorp op de hoeken van de straten opgestelde mitrailleurs te staan. De mensen mochten niet naar huis. Bij de Stationsstraat werd een gedeelte van de kerkgangers gevangen gezet in het gemeentehuis en de rest terug naar de kerk gestuurd.
De huizen werden doorzocht en de bewoners kregen het bevel naar de kerk te gaan. Een uitzondering werd gemaakt voor zieken, hulpbehoevenden en soms kleine kinderen. Zij moesten in huis blijven en een wit laken uit het raam hangen. 
Een gedeelte van de mannen moest, toen het in het dorp aangekomen was, in een rij met het gezicht naar de muur van het restaurant ‘De Heerdt’ staan. Zij waren de ‘Toteskandidaten’.
Tegen de avond werd meegedeeld, dat vrouwen met kinderen beneden de vier jaar de kerk mochten verlaten. Later, toen het donker werd, mochten ook de anderen naar huis, onder voorwaarde dat ze de volgende dag terug zouden komen. De mannen moesten blijven.

Vanuit Hilversum ontving Fullriede die avond het definitieve bevel dat ook het vonnis over Putten bevatte:

1.       De schuldigen aan de aanslag dienen te worden neergeschoten.
2.       De mannelijke bevolking tussen 18 en 50 jaar dient te worden ‘abtransportiert’.
3.       Vrouwen en kinderen dienen te worden geëvacueerd.
4.       Het dorp Putten dient te worden afgebrand behalve het huis van de boer die luitenant   Sommer heeft verbonden en behalve de huizen van ‘Deutschfreundliche Einwöhner’.

's Nachts werd aan ds. Holland meegedeeld dat de mannen zich de volgende ochtend op het marktplein moesten verzamelen. De predikant sprak de mannen woorden van bemoediging toe. Hij wees hen niet alleen op de ernstige situatie waarin zij verkeerden, maar ook op God als toevlucht en sterkte voor hen, die in benauwdheid waren. Na het uitspreken van een gebed, verzocht hij de mannen Psalm 84 : 3 en 4 te zingen.

Op 2 oktober, de volgende dag, werden de mannen op het marktplein verzameld. Ze werden opgesteld in rijen van vijf en in groepen van  twintig rijen om te worden weggevoerd via de Dorpsstraat richting het station.
Om twee uur ’s middags stroomde de kerk leeg. Tussen de vrouwen ook sommigen die zich verstopt hadden en zo aan de wegvoering ontkwamen. Sommigen gingen naar huis om te redden wat er nog te redden viel. Anderen gingen naar het station om afscheid te nemen van hun man, hun zoon of hun broer.

De Puttense mannen werden weggevoerd naar het concentratiekamp Amersfoort en daarna verspreid over verschillende werkkampen, zoals Husum, Ladelund, Meppen-Versen, Engerhafe en Wedel. Kampen, waarin verschrikkelijk leed werd geleden: honger, angst en vernedering.

In de avond werden verschillende huizen in brand gestoken. Gelukkig bleek de volgende dag dat het overgrote deel van het dorp gespaard was gebleven. 

Op 18 april 1945 werd Putten bevrijd. Er werd feest gevierd en gehoopt op een spoedige terugkeer van de weggevoerde mannen. De vreugde veranderde echter in diepe rouw toen op 10 mei 1945 de eerste berichten binnenkwamen over het lot van de mannen. Ds. Holland las ’s avonds in de Oude Kerk de eerste dodenlijst voor, met meer dan honderd namen.

In 1946 kon een voorlopige balans worden opgemaakt:

Totaal aantal weggevoerde mannen    660
Vrijgelaten in Amersfoort         58
  602
Uit de trein gesprongen      13
  589
Na de bevrijding teruggekeerd      49
  540
Tijdens razzia 1944 doodgeschoten  + 7
  547
Kort na terugkeer uit een concentratiekamp overleden + 7
Totaal aantal dodelijke slachtoffers                                                          552


De herinnering aan deze diepingrijpende gebeurtenis zal altijd blijven bestaan in Putten.

 

Oude Kerk exterieur 021w

In de zuidelijke muur van de Oude Kerk is een gedenksteen ingemetseld met de volgende tekst: ‘Van hier werden zij weggevoerd’.

Het beeld de ‘Vrouw van Putten’, werd vervaardigd door de beeldhouwer Marie Andriessen, en de door Prof. Bijhouwer ontworpen herdenkingshof houden het verleden levendig. Het zandstenen beeld van de Puttense vrouw in klederdracht kijkt in de richting van de Oude Kerk, met in haar hand een zakdoek. De zeshonderd vakjes stellen de laatste rustplaats voor van hen die werden weggevoerd en nooit meer terugkeerden. Op de sokkel van het monument staat de tekst en de belofte die kracht geeft, die haar staande houdt en haar over de lege graven doet heenzien:

Vrouw van Putten
 ‘En God zal alle tranen van hunne ogen afwissen’  
(Openbaring 21:4a)

Website stichting Oktober 44 http://www.oktober44.nl/


Literatuurlijst

Cloo, Auke en Friso, Klaas, Putten, 40 jaar verder, (Putten, 1985).
Friso, K., Een historische zwerftocht door het landschap van Putten, (Barneveld, z.j.) Schaffelaarreeks nummer 6.
Friso, K., Straatnamenboek over: wegen, straten, lanen, stegen, paden, pleinen in Putten, (Putten, z.j.).
Keemink, J.W., Uit Puttens Historie, (Barneveld, 1978).
Keizer, Madelon de, Putten; de razzia en de herinnering, (Amsterdam, 1998).
Kolks, Zeno, Langs de oude Gelderse kerken: de Veluwe, (Baarn, 1978).
Seijbel, Maarten, Zes eeuwen Veluwse orgels, (Zaltbommel, 1975).
Jaarboekje Puttens Historisch Genootschap, (Putten, 1985).>